Op een ochtend werd de timmerman wakker met een raar gevoel in z’n benen.
Hij keek onder de lakens en zag dat zijn benen in zeebenen waren veranderd.
Wat nu, dacht de timmerman en ging naar z’n vrouw.
De vrouw draaide zich om en zag dat haar man zeebenen had gekregen.
‘Da’s niet best,’ zei ze. ‘Misschien moeten we het ruime sop kiezen.’
Ze gingen samen naar de bibliotheek en leenden een stapel boeken over schepen.
Aan de keukentafel bekeken ze de boeken.
‘Raar,’ zei de vrouw, ‘sommige schepen zijn duizenden jaren oud en je ziet ze nog steeds.’
‘Ach,’ zei de man, ‘de zee is ook nog steeds van water.’
‘Dat is waar,’ zei de vrouw.
‘Wat zoeken we eigenlijk in deze boeken?’ vroeg hij.
‘Ja,’ zei de vrouw, ‘je hebt immers zeebenen en een timmermansoog.’
Ze besloten om van hun huis een schip te maken.
De vloerbalken werden de spanten en de vrouw streek de planken van het dak rond.
De timmerman lijmde en timmerde ze aan elkaar.
Het werd een prachtige romp.
Binnen een maand was de rest van het schip ook
klaar. Het was zo gekleurd als hun huis eens was.
Op een trailer reden ze het schip naar de haven.
Met de hijskraan van de fruitimporteur werd het schip te water gelaten.
‘Goh,’ zei de vrouw toen ze aan dek stond, ‘hoe weten we nou welke kant we op moeten?’
‘We varen gewoon naar ‘t einde van de zee en dan weer terug,’ zei de timmerman met zeebenen.
En zo voeren ze met hun schip het zeegat uit.
De stuurlui aan wal keken toe.

Jet Manrho

Illustratie Wim Hofman